Monday 12 May 2008

Over dromen en de bieb

Donderdag 8 mei 2008

Als een krokodil die wacht op zijn prooi, heb ik overdag in mijn bed gelegen. Met de wetenschap dat hier zelden een prooi langskomt.
Ik ben toen maar gaan lezen in mijn favoriete boek, heb geschreven, nagedacht en gedagdroomd.

Soms droom ik dat ik ergens mee bezig ben, terwijl ik denk dat ik het echt doe.
(De laatste keer dat ik een droom voor de realiteit verwarde was toen ik wilde opschrijven wat ik gedroomd had. Het was een droom die zó scherp op mijn netvlies en in mijn geheugen gegrift was, dat ik hem wel op móest schrijven. Het probleem was dat ik blijkbaar nog zo moe was, dat ik telkens meende het op te schrijven, terwijl ik dat eigenlijk nog aan het dromen was. Tot vijf maal toe heb ik gedroomd dat ik mijn droom aan het opschrijven was. Ik wilde de droom niet vergeten, dus concentreerde ik me op het daadwerkelijk pakken van mijn pen en papier. De reden dat ik het steeds niet kon opschrijven was omdat mijn tas met spullen verder dan een armslengte van me af lag.
En toen had ik de oplossing gevonden. Het enige hulpmiddel dat bij me lag was mijn mobiele telefoon. Die heb ik gepakt en begon al typend met mijn duim de droom te beschrijven. Alles zou gedetailleerd worden vastgelegd. Met een precisie die ik nimmer had kunnen evenaren.
Na een aaneengesloten bericht van drie SMS’jes waren er geen letters meer over.
Het feit dat ik het begin van de droom had vastgelegd gaf me de energie om eindelijk mijn ogen te openen en echt het bed uit te stappen, een vel papier en een pen te pakken en te schrijven. )

Halverwege de dag toen ik mijn nest was uitgekropen evolueerde ik van reptiel in een rechtopstaand beest. Een mens zou ik ‘t nog niet willen noemen.
Pas na vele omzwervingen zou ik op school gaan werken, en hoofdzakelijk in mijn eentje. Maar voordat ik zover was heb ik nog een hoop andere dingen gedaan. Het piekeren was overheersend in al mijn gedachten. Ik begon zelfs te twijfelen of het blauwe shirt dat ik droeg nog wel een keer aan kon, nadat ik het de dag ervoor had gedragen bij het kaasfonduën. Ze zouden me er in herkennen en vinden dat ik een viezerik was. Het is best onsympathiek om dit van goede vrienden te verwachten of zelfs maar te overwegen. Blijkbaar zet paniek aan tot meer paniek.
Ik heb besloten het toch nog een dagje aan te trekken, want ik vind mijzelf zelden stinken (Chinezen zeggen weleens dat westerlingen een zure lucht achterlaten, wat zij dan niet of in mindere mate produceren). Ik vond daarnaast de kleur uitstekend bij mijn schoenen en gemoedstoestand passen.
Zonder verder te aarzelen ben ik naar de stad gegaan om mijn ronde van inkopen te doen, geordend naar de meest ideale verhouding prioriteit en afstand t.o.v. elkaar. Ik begon bij de Hema, en kocht een kladblok (om de versie die in Duitsland samen met mijn tas en andere bezittingen is gestolen te vervangen).
Bij het teruglopen naar mijn fiets begon ik meteen een ingeving te krijgen. Ik bleef staan bij de fiets en schreef op wat ik later zou moeten onderzoeken. (Over Bauby.)
Ik leek een criticus die een aantekening maakte over het aangezicht van de ingang van de (pas vernieuwde) Hema. Met professionaliteit stak ik de pen even in mijn mond om na te denken over mijn passage/ingeving en schreef hem vervolgens snel, maar met precisie op. Nooit denkend over hoe de mensen naar me kijken in zo een geval, je moet toch zelfvertrouwen uitstralen, denk ik dat ik een paar mensen toch goed voor de gek heb gehouden.
Wat een leuk gevoel kan een kladblok met pen je toch geven.

Na nog 6 winkels te hebben afgestruind om een spray te vinden die niemand had en een kabeltje wat niet bleek te werken, kon ik mij eindelijk wijden aan het dagelijkse bezoek van de bibliotheek.
Ik ben nooit lid geweest, en toch voel ik me er nu zeer vertrouwd.
Ik stapte binnen toen er net een vrouw van middelbare leeftijd naar buiten kwam. Ik groette met een lach en een blik die wilde zeggen “hé, wij zijn hip hè!” omdat ze ook een zonnebril bij haar had en ik een leeftijdgenoot zou kunnen zijn van een zoon die ze misschien zou hebben die hier misschien nooit te vinden zou zijn (voor de boeken althans).
Ik liep de vaste route naar het boek van Bauby, eerst voorbij de inleverbalie. Ik glimlachte wel weer zo uitbundig als ik kon.
Toen liep ik langs een man met een paardenstaart die vast en zeker bij de kinderafdeling zeer op zijn nopjes zou zijn. Hij deed me denken aan Hakim van Sesamstraat. Er zat een soort ijverigheid in hem die misschien komt van het willen bewijzen dat ‘buitenlanders ook heel productief kunnen zijn’. Met die staart liet hij blijken zich genoeg op zijn gemak te voelen tussen de Nederlanders om zichzelf te zijn en het haar lang te laten groeien. Een geïntegreerde, bijna aanstellerig “ik houd van Holland”–schreeuwende immigrant van de 2de of latere generatie. Dat fantaseerde ik na één blik op hem te hebben gericht op weg naar mijn geliefde boek.
Het volgende stuk alsmaar rechtdoor en vlak voor de DVD’s negentig graden links afslaan richting romans, kast A-B.
Ik verwachtte al op een bepaalde hoogte in de kast de blauwe versie van het boekje te vinden (ze hadden ook een gele, maar die was uitgeleend) en ja hoor! Daar lag ie. Maar toen viel mijn oog ook op een boek met groene kaft en een wel zeer herkenbaar logo. Ik pakte het boek, bekeek de voorkant waarop een enigszins herkenbare Ewan McGregor als Obi-Wan Kenobi was geïllustreerd. Ik wist wie het jongetje naast hem moest zijn, maar hij leek niet op één van de acteurs die hem speelde in de film.
Het verhaal bleek zich tussen het verloop van twee films af te spelen en het jongetje zou in de tussentijd de puberteit meemaken. Dan heb je soms meer dan twee acteurs nodig om al die stappen van ontwikkeling in groei weer te geven.
Na de omslag gelezen te hebben dacht ik dat het voldoende was om het verhaal van de twee omvattende films te kennen, en legde de toch wat kitscherig aanvoelende gekafte verzameling van papier terug in de kast. Tegelijkertijd had ik al de Nederlandse versie van J.D. Bauby’s laatste levensverhaal in mijn handen, het boek waarvoor ik kwam.
Toen het nog leek dat ik de twee boeken aan het vergelijken was liep er een vrouw langs de boekenkast, bijna neuriënd, om ter plekke aan te geven dat ze naar een boek op zoek was. Ik maakte voor de zekerheid de weg een beetje vrij zodat zij er bij zou kunnen. Ze maakte een geluid dat duidelijk impliceerde dat hetgeen ze zocht hier niet lag.
Zei ze daarmee ook dat ik niet aan de kant hoefde? En deed ze dat neuriën alleen maar bij andere mensen, om aan te geven waar ze precies mee bezig was of was het zó erg ingebakken dat ze zelf niet eens wist dat ze ‘t hardop deed?
Aan de ene kant vond ik het storend om bij elk boek te moeten aanhoren dat het niet was wat ze zocht, maar er zat ook een consideratie aan die voor mij heel transparant maakte waar ik bij deze vrouw aan toe was.
Ze was op zoek naar een boek, geen twijfel.
Gek genoeg verkleinde het de kans te denken dat ze naar aandacht op zoek was van een potentiële flirt.
Al die middelbare vrouwen van 30 en 40, ik word er gek van.

Ik kon gaan zitten.
Ik koos altijd een klein rond tafeltje met een stoeltje bij een van de kasten. Het tafeltje dat het verst van de balie verwijderd is was precies zoals de dag ervoor. Het stoeltje was nog steeds met het uitzicht naar de baliemensen toe gericht. Ik denk dat de afgelopen 24 uur er niemand echt is gaan zitten om te lezen. Deze tafeltjes staan ook zó dicht bij het gangpad, dat niemand echt de onvermijdelijke aandacht van passerende mensen wil riskeren.
Maar ik vind het heerlijk. Het is dan ook echt míjn stek. Dat de stoel niet is verplaatst betekent alleen maar méér dat het mijn stek is.
De bezoeker die voor boeken komt leest de kaft, hooguit wat pagina’s en leent het dan om het in alle rust in de eigen omgeving te lezen. Dat nergens mee te maken willen hebben is volgens mij “typisch Nederlands”. Zo was ik ook. Boekje uitkiezen en zo snel mogelijk naar huis.
Maar nu ik elke dag terug kom en mijn boekje lees (is ook niks geks aan in een bibliotheek), geniet ik niet alleen met volle teugen van het verhaal, maar ook van de omgeving. De kans dat ze me vragen gaan stellen lijkt me uiterst klein. Boeken lezen in de bieb zonder lidmaatschap. Dat is toch de ultieme kwajongensstreek voor intellectuele adolescenten?
Maar als je eenmaal ouder bent geniet je toch anders. Ten eerste moet je ‘t in het geheim doen en gepakt worden is in mijn geval zó klein dat het eigenlijk weinig uitdaging is. Ik zal moeten genieten van het feit dat ik in deze bibliotheek misschien wel de enige ben die het tot een relatie heeft geschopt met slechts één boek.
Als ik mijn hoofdstuk uit heb ga ik nog even te rade bij mezelf of het voldoende impact had. Soms is een hoofdstuk wel erg kort en heb ik zin om even nog een krantje te lezen. Zo ook deze keer.
Ik moest nog wat gezichten van de uitcheck balie overtuigen (gewoon normaal doen, anders val je op) en het spannendste moment is altijd weer door de poortjes lopen. Je weet dat je niks bij je hebt, maar toch kan ie piepen. Het is een gelijkwaardige angst die ik had om over het spoor te lopen bij de wegovergang. Die angst wordt aangewakkerd als dàt gebeurd waar je bang voor bent geworden. Je weet dat er geen trein over je heen kan rijden terwijl je op het spoor staat, want je wordt op tijd gewaarschuwd. Maar als je nèt op dat moment die seinen hoort starten dan schrik je je wel een hoedje. Vooral als kind.
Eenmaal bij het krantenhoekje pakte ik de NRC-next. Aan de grote tafel plofte ik neer. Tegelijkertijd ploften er nog twee mannen bij mijn tafel neer. We zaten met z’n vieren te lezen. De mannen waren allemaal ouder dan ik, twee zelfs boven de vijftig. Ik denk dat een groot deel van de mensen hier nooit in het gedeelte van de bieb komt met de romans. Daar zag ik toch hoofdzakelijk vrouwen. Maar de mannen hadden iets over zich heen hangen wat de vrouwen niet hadden. Ze kwamen hier waarschijnlijk iedere dag, of zo vaak als ze konden. In hun adorabele onschuldig- en absoluutheid lazen ze hun krantjes:
“Ik heb geen abonnement nodig, ik verdien dit gewoon.”
“Ik werk hard en verdien niet eens zo veel, dit is míjn krant!”
Ik blijf kijken naar de foto van Ronald Koeman waar hij zijn kont afveegt met een Duits shirt. Ik had altijd al een hekel aan die gast, maar dit gaf meer dimensies aan dat afgrijzen. Hier was hij nog jong. Wat kunnen ze dan irritant tevreden kijken. Ik moet denken aan Peter Jan Rens van nu en een jongetje van de basisschool, met net zo’n kop. Alle foute dingen komen voor mij dan samen in die blik van Ronald Koeman. Ik sla de krant snel dicht en verlaat het gebouw.

No comments: